Dit is een publicatie uit de Volkskrant van 10 juni 2025, geschreven door Heleen van Lier, die mij daarvoor interviewde. Ze beantwoorde hierin de vraag; Hoe verander je een rommelige partner? 

Een verschil in opruimgewoonten kan zich ontwikkelen tot een structurele ergernis. Kun je een rommelige partner of huisgenoot veranderen?

Vieze sokken die steevast naast de wasmand belanden. Pakketjes die dagenlang ongeopend in de gang blijven liggen. Of dat beruchte stapeltje op de trap — zorgvuldig gevormd in de hoop dat iemand het meeneemt naar boven, maar waar vervolgens iedereen achteloos langsloopt. In vrijwel elk huishouden zijn van die kleine, alledaagse ergernissen die op zichzelf onschuldig lijken, maar zich na verloop van tijd kunnen ophopen tot een bron van frustratie.

Opruimcoach Eva Kolk komt deze dynamiek vrijwel dagelijks tegen in haar praktijk. ‘Zodra er een partner in het spel is, wordt opruimen een gezamenlijke uitdaging in plaats van een individuele taak. Het gaat dan niet meer alleen om hoe je de boel organiseert, maar vooral om hoe je daarin samenwerkt. Er zit daarin vaak een verschil in motivatie: de één hecht veel waarde aan een opgeruimd huis, terwijl de ander dat minder belangrijk lijkt te vinden.’

Persoonlijkheidskenmerken spelen hierbij een belangrijke rol. Zo blijkt uit het Big Five-model dat mensen die laag scoren op ‘consciëntieusheid’ — de eigenschap die staat voor ordelijkheid, plichtsgevoel en doelgerichtheid — vaker worstelen met structuur. Bij mensen met ADHD gaat het soms nog een stap verder. Zij ervaren aantoonbaar vaker moeite met plannen, afronden en beslissen. Uit een onderzoek van een Brits onderzoekscollectief blijkt bijvoorbeeld dat bijna twintig procent van de volwassenen met ADHD worstelt met het hoarding, tegenover slechts twee procent in de algemene bevolking.

Daarnaast verschilt de perceptie van wat ‘rommelig’ is per persoon. Gedragswetenschapper Kees Keizer, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, doet al jaren onderzoek naar normvervaging en zwerfafval. ‘Wat voor de ene persoon rommel is, is dat niet voor de andere persoon. In een garage vol met duizenden gereedschappen en schroefjes weet de eigenaar precies waar alles ligt. Voor hem is het geen rommel, maar juist het toonbeeld van orde.’

Volgens omgevingspsycholoog Henk Staats van de Universiteit Leiden hangt de mate van stress die iemand ervaart bij rommel af van de persoonlijke beleving. In zijn onderzoek naar zogenoemde restoratieve omgevingen — plekken die ons helpen herstellen van stress — stelt hij dat rondslingerende spullen kunnen leiden tot een verhoogde aanmaak van het stresshormoon cortisol. Dit komt waarschijnlijk doordat rommel ons steeds herinnert aan uitgestelde taken en onze aandacht vasthoudt. Uit een studie onder dertig stellen bleek dat vrouwen die hun huis als rommelig ervaarden, bij thuiskomst een langzamere daling van hun cortisolniveau vertoonden. Dit effect gold niet voor hun mannelijke partners, ook al beoordeelden zij het huis als even rommelig.

Volgens Keizer reageren mensen niet alleen op de rommel zelf, maar op wat die rommel suggereert. ‘We lezen gedrag in rommel. Zwerfafval zien we vaak als een regelovertreding, een signaal dat iemand zich niets aantrekt van gedeelde normen. Hierdoor kan een berg blikjes een heftige reactie oproepen, terwijl een berg blaadjes dat niet doet.’ Hoewel hij alleen het effect van afval buitenshuis heeft onderzocht, vermoedt hij dat diezelfde associaties ook binnenshuis invloed hebben op de beleving van rommel. ‘Zo is die stapel vuile vaat op het aanrecht of jas over de stoel geen gewone rommel, maar kan de ander er bijvoorbeeld een gebrek aan respect in lezen.’

Toch is rommelig gedrag volgens Kolk zelden een kwestie van onwil. ‘Je moet begrijpen waarom iemand iets niet doet, voordat je überhaupt tot oplossingen kunt komen.’ In haar werk hanteert Kolk de methode van de ‘drie O’s’: opruimen, organiseren en onderhouden. Elk van deze stappen kan een struikelblok zijn. ‘Soms worden spullen simpelweg niet opgeruimd omdat iemand niet weet waar te beginnen. In andere gevallen blijft het opladertje maar op het aanrecht rondslingeren omdat er geen duidelijke plek is afgesproken waar het wel hoort te liggen. En dan is er nog het onderhoud, het vermogen en de discipline om een systeem structureel vol te houden, waar het op spaak kan lopen.’

Volgens opruimcoach Eva Kolk begint verandering niet met oordelen of kritiek, maar met nieuwsgierigheid. ‘Wat voor de één vanzelfsprekend is — zoals de sokken in de wasmand gooien of een stapeltje op de trap meenemen — kan voor de ander een mentale drempel vormen, of simpelweg onopgemerkt blijven omdat het hoofd al ergens anders is.’ Zo vertelt Kolk over een man die zich mateloos ergerde aan de dozen in de gang, die zijn vrouw steeds liet staan. Niet uit gemakzucht, bleek later, maar omdat ze vond dat ze er de tijd en aandacht voor moest hebben — en die op dat moment ontbrak. ‘Door dit samen te bespreken en een vaste plek te kiezen waar pakketjes tijdelijk konden blijven staan, verdween de spanning.’

Dergelijke gesprekken helpen, net als praktische afspraken: een vaste plek voor opladers of oud papier, of een gezamenlijk opruimkwartier na het eten. Ook het goede voorbeeld geven werkt vaak beter dan zeuren. ‘Wie zelf altijd zijn jas ophangt, krijgt anderen sneller mee dan iemand die steeds moppert over een jas over de stoel’, zegt Kolk. ‘En een bedankje doet meer dan een zucht.’

Als afspraken en voorbeeldgedrag niet werken, helpt het om te accepteren dat iedereen andere talenten heeft. Zo Kolk zich erbij neergelegd dat haar partner altijd zijn koffiekopje laat staan als hij naar zijn werk vertrekt — omdat hij na haar werkdag een kop thee voor haar maakt. Maar als de rommel blijft leiden tot dagelijkse frustratie, zegt ze, ‘is het misschien niet je huis dat een opruimbeurt nodig heeft, maar je relatie.’